Wanneer is een paard oud genoeg om er mee te rijden

Paarden worden meestal ingereden als ze drie zijn. Quarters, worden meestal ingereden als ze twee zijn.  Op die leeftijd koersen de dravers al hun eerste wedstrijden.  Wanneer is een paard “volwassen genoeg” om in training te gaan? En bestaat er zoiets als snel-volwassen rassen?

Kraakbeen en groeiplaten

Eigenlijk is geen enkel paardenras  volwassen voor hij zes is (misschien een half jaar meer of minder).

De meeste mensen weten vaag dat “de groeiplaten moeten gesloten zijn”. Het glijdende, samendrukbare kraakbeen moet verbenen zodat de groeiplaten één geheel worden met het been.

Wat de meeste mensen zich niet realiseren is dat er een groeiplaat is aan het einde van ELK been – en dat sommige benen (zoals het heupbeen) zelfs meerdere groeiplaten hebben. Dat betekent niet dat je moet wachten tot elke groeiplaat is samengevoegd met z’n been, maar wel dat hoe langer je wacht, hoe beter het is voor het welzijn van je paard. Als je ongeveer weet wanneer en in welke volgorde die groeiplaten sluiten, kan je daaraan je trainingsschema aanpassen. Hoe je paard er langs buiten uitziet heeft werkelijk niks te maken met hoe het daar vanbinnen zit. Er zijn rassen (zoals de Quarter Horses) die zodanig naar een bepaald exterieur zijn gefokt, dat ze er volwassen uitzien lang VOOR ze dat werkelijk zijn. Mensen die alleen oog hebben voor het zo snel mogelijk bereiken van een bepaalde klasse in hun discipline, brengen het welzijn van hun paard in gevaar.

Het sluitingsproces van de groeiplaten gebeurt van onder naar boven (van hoefbeen naar schouder en heup en dan verder naar de wervels).

De enige groeiplaat die gesloten is bij de geboorte is die van het hoefbeen. Dat betekent dat het hoefbeen ook nooit meer groter wordt, alleen dikker rondom (maar dat is een ander groeiproces).

Het duurt tot ongeveer 3 à 3,5 jaar alvorens de groeiplaten van de humerus (bovenarm) en de femur (bovenbeen) gesloten zijn.  Tussen 3 en 4 jaar beginnen het bekken en het schouderblad dan te sluiten, alsook de bovenste halswervels.

De rest van de wervelkolom volgt als laatste. Tussen elke wervels zitten groeiplaten, de belangrijkste groeiplaten zitten in het midden, om het centrum te overkappen. Die laatste groeiplaten worden ten vroegste gesloten op 5,5 jaar oud. Meer nog: hoe groter je paard is, en hoe langer z’n nek, des te langer duurt het voor de groeiplaten sluiten. Voor een hengst tel je er nog eens zes maanden bij, en dat brengt ons op een schokkend rekensommetje: een warmbloed ruin van 1.75 schofthoogte is pas volgroeid op z’n 8 jaar.

Nog even stilstaan bij die ruggengraat… Dat die wervelkolom zo laat sluit, is relevant voor ons trainingsschema omwille van drie redenen:

1. Geen enkel ander gewricht heeft zoveel groeiplaten.

2. De groeiplaten in alle andere gewrichten liggen min of meer dwars op de richting van het te dragen gewricht – en kunnen dus beter tegen de last van dat gewicht; de groeiplaten van de ruggengraat liggen parallel, mee in de richting van het gewicht. Het is dus niet moeilijk om een paardenrug te verrekken (die groeiplaten te verplaatsen) – veel makkelijker dan de beengewrichten bijvoorbeeld.

3. De allerlaatste groeiplaat is die aan de basis van de hals. Vandaar dat je in geen geval de nek van een jong paard mag omtrekken, of er veel teveel spanning opzetten (zoals veel te vroeg in een opgerichte houding rijden of hem aanbinden zonder hem te leren wat hij moet doen als hij de neiging krijgt om te gaan tegentrekken).

Sommige mensen zullen de opmerking geven dat een hengst op 2-jarige leeftijd reeds oud genoeg is om te dekken, dus waarom is hij dan niet oud genoeg om bereden te worden? Het antwoord is simpel:  sexuele rijpheid is in alle gewervelde dieren (inclusief mensen) vroeger dan de skelet rijpheid.  Het sperma van een 2-jarige hengst is ook van mindere kwaliteit (minder zaadcellen) dan dat van een volwassen hengst.

Wat gebeurt er met paarden als ze te vroeg worden bereden?

Het aantal gevallen van misvormde benen omwille van vroeg gebruik is heel beperkt. De kans dat de groeiplaten in de benen of de botten zelf van de benen  beschadigd worden is klein. Overvoeren, daarentegen, kan wel schade aan de beenderen veroorzaken (je moet de ribben lichtjes kunnen zien tot de leeftijd van 2 jaar).

Er wordt wel structurele schade aan de rug veroorzaakt. Alle paarden, van eender welk ras, hebben  groeiplaten (en al die andere tussenwervelverbindingen) die met het gewicht mee-georienteerd liggen… Een jong paard weet vanuit z’n instinct dat ruitergewicht hem fysiek beperkt. Hij zal verstijven, en z’n rug met jouw gewicht erbij bij elkaar proberen te houden door z’n spieren en benen te spannen (en zijn adem in te houden). Zolang zijn skelet niet in staat is het gewicht te houden, zullen zijn spieren (die nog niet genoeg getraind zijn) dat in de plaats proberen te doen , met als gevolg  vroegtijdige spierschade. Want daar zijn ze niet voor gemaakt. En hoe minder die rugspieren kunnen ontspannen, hoe moeilijker het voor hem/haar is om tot ontspannen zelf-dragen te komen: een vicieuze cirkel die maar traag doorbroken kan worden.

Wanneer mag ik dan starten ?

Moet je je dan zitten vervelen tot je paard vier-vijf-zes wordt?

Welnee, je kan al allerlei dingen met je paard doen. Maak  hem/haar aan allerlei dingen en situaties gewoon vanaf de leeftijd van twee, stap een paar keer op en af als hij drie is, leg een zadel op en leer hem/haar de richting van de teugel volgen als hij vier is, begin een aantal basisdingen (vertrekken, stoppen, ruime wendingen) als hij vijf is en begin hem/haar  te werken als hij zes is.

Hier is een minimumlijstje van de basis die je een jong paard kan meegeven.

1. Zich comfortabel voelen bij het overal aangeraakt worden. Comfortabel voelen, dat is niet hetzelfde als “verdragen”, maar eerder blij-zijn-met.

2. Overal, dat betekent ook binnenkant van z’n mond, ogen, neus, oren, schacht/uier, staart, voor- en achterbenen. Die voor- en achterbenen moet hij trouwens zelf voor je omhoog willen houden.

3. Vrijuit leiden, zonder angst,  onwil en traagheid.

4. Genoeg manieren om aan je schouder te blijven, stoppen en vertrekken wanneer jij dat doet, als hij schrikt: niet naar voor of bovenop je, en nooit je persoonlijke ruimte binnendringen tenzij je het hem specifiek vraagt.

5. Leidt door elke smalle doorgang, poort of stalopening zonder te versnellen, vertragen of zelfs te springen.

6. Kan aangebonden staan en weet wat hij kan doen en niet kan doen als hij aangebonden staat.

7. Kan een bitje dragen, neemt het zelf in z’n mond en geeft het ook weer terug, zonder rare dingen te doen met z’n hoofd.

8. Verdraagt plastic, zeildoek, touwen, doeken rondom z’n hele lijf – ook rondom z’n hoofd en benen.

9. Leer hem/haar (niet voor de leeftijd van drie en pas het gewicht aan!) iets te slepen: een tapijt, een band, een zandzak.

10. Tegen dat hij oud genoeg is om er voor het eerst op te stappen: parkeren naast een opstapje en zich schrapzetten.

11. Vrij longeren, kalm naar je toe en van je weg bewegen in de richting en de gang die je vraagt

12. Komt als je hem/haar roept

13. Weet wat aansingelen is

14. Kan achteruit gaan

15. Laadt in een trailer. … en ontelbare andere dingen die andere mensen kunnen toevoegen aan deze lijst – zolang het paard fysiek en mentaal in staat is om te doen wat je  vraagt. Waarom zou je bijvoorbeeld wachten met een paard verkeersmak te maken tot je erop zit? Je kan met je paard gaan wandelen (zoals met een hond).  Zolang je focus niet compleet op rijden is gericht zijn er een heleboel dingen die je met een beetje creativiteit kan trainen zonder ervoor op z’n rug te zitten. Je kan informatie opdoen in de Horse Agility (www. horseagility.be)

Ook met bitten mag je best wel wat voorzichtiger zijn, net zoals de oude Spanjaarden dat deden – een bit komt pas op vijf-zes jaar. Rij je paard aan op bijvoorbeeld een halster. Niemand onder ons (enfin, het zou altijd kunnen) moet deelnemen aan de eerstvolgende Olympische Spelen. We hebben allemaal alle tijd van de wereld om een paard te starten – elk jaar dat er vooraan wordt gewacht komt er achteraan in drievoud bij.

Naar een artikel van dierenarts Bennett